De zangers van Vox Luminis en de blokfluitisten van Mezzaluna brachten het programma ‘The triumphs of Oriana’, een madrigalenbundel op Engelse teksten, uitgegeven door componist Thomas Morley in 1601.
Vrijdag 4 september 2015, 17.00 uur | Geertekerk Utrecht
Vox Luminis en Mezzaluna – The Triumphs of Oriana
door: Hieke van Hoogdalem
De zangers van Vox Luminis o.l.v. Lionel Meunier en de blokfluitisten van Mezzaluna o.l.v. Peter van Heyghen brachten het programma ‘The triumphs of Oriana’. Dat is een madrigalenbundel op Engelse teksten, uitgegeven door componist Thomas Morley in 1601. Oriana, de geliefde van Amadis in de 16e-eeuwse ridderroman ‘Amadis de Gaula’, zou symbool staan voor Elizabeth I. Elk madrigaal eindigt met ‘Lang leve mooie Oriana!’. Het concert bevatte 18 madrigalen van o.a. Gibbons, Carlton, Farmer en Byrd. Het hof van Elizabeth was het enige in Europa musici die uitsluitend blokfluit speelden. Vandaar dat de helft van de madrigalen door Mezzaluna werd uitgevoerd en de andere helft door de zangers van Vox Luminis.
We hebben het hier over polyfone muziek. Daarin is geen spraken van een melodie met begeleiding, maar van gelijkwaardige stemmen die muzikaal materiaal aan elkaar doorgeven. Prachtige muziek, maar als je het mij vraagt is een uur daarvan iets te veel van het goede, ook al is de uitvoering op zich nog zo mooi.
Aan het concert zitten de blokfluitisten vooraan klaar, de zangers zijn daarachter staand opgesteld. Je verwacht dus een uitbundige tutti-opening. Maar niets van dat alles: de fluiten beginnen met Bateson, de zangers brengen daarna een stuk van Kirbye. De klank van de fluiten was prachtig homogeen, je wordt echt ondergedompeld in een mooie geluidseenheid. Het is dan ook schrikken wanneer de zangers inzetten. Een schelle klank met scherpe randen vult de Geertekerk. De zangers mengen niet goed; ze zijn te individueel hoorbaar. Later in het concert trekt dat gelukkig bij. Met name de sopranen Zsuzsi Tóth en Sara Jäggi plus bas Lionel Meunier hebben mooie stemmen.
‘The nymphs’ van George Marson (ca.1573-1632) is het vermelden waard. Hoewel de bezetting uit lage fluiten bestaat, hoor je toch blije dansende nymfen in het stuk. Al verwacht je dan eigenlijk dat de componist hogere fluiten voorschrijft. Wat later klinkt ‘Fair nymphs’ van John Farmer. Dit is nog vrolijker en sprankelender, onder meer door de hogere fluiten.
Blokfluiten en zangers wisselen elkaar na enkele stukken steeds af. Na een aantal composities begint het te vervelen, ik hoop op een tutti-stuk. Jäggi zingt wat solowerken met Mezzaluna, maar pas het allerlaatste stuk is echt met beide groepen. Erg mooi en dat had wat mij betreft vaker gemogen. Dat had het concert een stuk afwisselender gemaakt. Wat ik erg storend vond, en ook heel vreemd, is dat de zangers bij het laatste stuk wél meededen, maar pas na een paar maten opstonden. Dat gaf herrie en leidde af. Terwijl ze dus bij het begin onnodig een hele compositie lang klaarstonden.
Al met al was het dus een concert met goede musici, maar dat is geen garantie voor een boeiend concert. Ik vond het door de programmering toch saai. Althans, dat is míjn mening. Er klonk uitbundig applaus, dus lang niet iedereen was het met me eens.
’s Avonds klonk muziek van tijdgenoten bij ‘King-sized consorts’, maar dat was allerminst saai. Dat kwam door de bezetting. Zo’n 25 musici (Capriccio Stravagante o.l.v. Skip Sempé) vormden een groep die uit consorts bestond: blokfluiten, 3 luiten en renaissancegitaar, trombones en cornetten, gamba’s, 2 violen. En er waren een schalmei, slagwerk en twee virginalen. Die speelden in ‘whole consorts’ (homogene bezetting, bijvoorbeeld alleen gamba’s) én ‘broken consorts’ (heterogene bezetting: van alles door elkaar). De muziek leek ook vaak op elkaar, maar er was veel meer om naar te kijken en te luisteren. Er was meer afwisseling in klankkleur en groepsgrootte.