Oorgetuige #46: Poesjkin. ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’, onze serie over Russische muziek van de 20ste eeuw. Deze aflevering is gewijd aan de herdenking in 1937 van de honderdste sterfdag van Aleksandr Sergejevitsj Poesjkin op 37-jarige leeftijd.
Gogol schrijft over zijn grote tijdgenoot: “Poesjkin omvat als een woordenboek alle rijkdom, kracht en souplesse van onze taal. Beter dan anderen is hij erin geslaagd de grenzen terug te dringen en haar weidsheid voor ons open te leggen.” Het Centraal Comité riep Poesjkin per decreet uit tot “vader van de Russische literatuur” en “stichter van het communisme”. Schrijver Andrej Platonov stelt dat Poesjkin zelfs de Oktoberrevolutie had voorzien.
De grote dichter heeft altijd veel componisten geïnspireerd. Dat begon met tijdgenoten Michail Glinka en Aleksandr Dargomýzjski, van wie Elena Kelessídi en Dmitri Chvorostóvski de liederen ‘Het verlangen brandt me in het bloed’ en ‘De jongen en het meisje’ zingen. Kelessídi vervolgt met Rachmaninovs ‘Zing me niet toe, mooi meisje’, Chvorostovski met Nikolaj Medtners ‘Weg zijn mijn verlangens’ en ‘Aan een dromer’.
Georgi Sviridov ging naar de muziekschool in geboortestad Fatezj. Daarna studeerde hij in Leningrad bij Michail Joedin aan het Centraal Muzieklyceum en aan het conservatorium bij Dmitri Sjostakovitsj, bij wie hij in 1941 afstudeerde. Hij componeerde in 1934 al pianomuziek, maar debuteerde in 1935 met Zes Romances op gedichten van Poesjkin.
‘Boris Godoenov’ is vooral beroemd door de opera van Moesorgski en het optreden in Parijs van Fjodor Sjaljapin. De muziek van Sergej Prokofjev uit 1936 bij de toneelproductie van zijn grote vriend Vsevolod Meyerhold is niet minder de moeite waard.
De twee boezemvrienden werkten daarna samen aan de productie van de opera ‘Semjon Kotko’, maar die viel stil na de arrestatie van Meyerhold. Bovendien moest de Duitse vijand in deze sovjetopera vanwege het Molotov-Ribbentrop-verdrag door Oekraïners vervangen worden. Het herschreven werk ging in première in 1940. Meyerhold was toen na gruwelijke folteringen ter dood gebracht (mug-shots in de Ljoebjanka). Zijn vrouw was al kort na zijn arrestatie bloedig afgeslacht.
Dmitri Sjostakovitsj keerde gedurende zijn gehele scheppende bestaan terug naar het werk van Poesjkin. Op het conservatorium componeerde hij al een opera naar ‘De Zigeuners’. Dit werk verbrandde hij na het eindexamen in de existentiële crisis waarin hij in 1926 terechtkwam, wat hij juist van dit werk later zeer betreurde. Er is geen reconstructie bekend.
Na het succes van zijn opera ‘Lady Macbeth’ liep hij rond met plannen om een satirisch muziektheaterstuk te schrijven. Van Poesjkins ‘Sprookje van de pope en zijn knecht Balda’ wilde hij een “nieuwe soort opera voor de geluidsfilm schrijven waarbij de componist het primaat zou hebben”. Regisseur Michaíl Tsechanóvski had belangstelling voor dit tekenfilmproject, dat niet zozeer bedoeld was als een sprookje voor kinderen als wel een scherpe satire voor volwassenen. Sjostakovitsj speelde het werk in oktober 1934 in Leningrad aan hem voor en hij noteerde “dat hij edelstenen uit zijn toetsen probeerde te wroeten”. Het werk in de studio vorderde echter langzaam en de twijfels groeiden zozeer dat het complete werk nooit werd vertoond. Gennadi Rozjdestvenski vond de partituur in 1979 terug en dirigeert het Symfonieorkest van het USSR Ministerie van Cultuur.
Voor het eeuwfeest componeerde Sjostakovitsj in 1936 Vier Romances op Poesjkins gedichten ‘Renaissance’, ‘Bitter wenend verwijt een jaloerse meid een jongeman’, ‘Voorgevoel’ en ‘Stanza’s’. Na het negatieve artikel in de Pravda was deze poëzie nu voor hem ook een instrument voor de dialoog met de macht en de collega’s die hem in de steek lieten.
Elena Kilessidi (foto) vervolgt met ‘De fontein van Bachtsjisaráj’ van componist Aleksandr Vlasov uit 1937. De grote Kazachstaanse zangeres van Griekse afkomst wordt begeleid door Malcolm Martineau.
Voor de rest van deze Poesjkin-uitzending keren wij terug naar Dmitri Sjostakovitsj die zich, zoals gezegd, van het begin tot het einde van zijn loopbaan liet inspireren door de grote dichter. In 1952 waren dat ter gelegenheid van Poesjkins 115de sterfdag de Monologen opus 91 op gedichten met onheilspellende titels als ‘Fragment’, ‘Wat zegt mijn naam je?’, ‘In de diepte van de Siberische mijnen’ en ‘Vaarwel’. Het Stalin-regime liep ten einde. Fjodor Koesnetsov wordt begeleid door Joeri Serov. Daarna spelen zij Sjostakovitsj’ ‘Lente, lente’ uit 1967, aanzet tot zijn derde, onvoltooide Poesjkin-cyclus.
Wij besluiten met ons ‘lijdmotief’ voor Oorgetuige in de jaren dertig, ‘Gloomy Sunday’. U hoort Billy Holliday, die trouwens in 1933 debuteerde.
Liederen op gedichten van Aleksandr Sergejevitsj Poesjkin (6 juni 1799–10 februari 1837).
1/2. Michail Ivanovitsj Glinka (1804-1857).
‘Verlangen brandt me in het bloed’ (1838).
3/4. Aleksandr Sergejevitsj Dargomyzjski (1813-1869).
‘De jongen en het meisje’.
5. Sergej Vasiljevitsj Rachmaninov (1873-1943).
‘Zing me niet toe, mooi meisje’, opus 4 nr. 4 (1890-1893).
6/7. Nikolaj Karlovitsj Medtner (5.1.1880-13.11.1951).
‘Weg zijn mijn verlangens’, opus 3 nr. 2 (1903), ‘Aan een dromer’, opus 32 nr. 6 (1914).
Elena Kelessidi, sopraan. Malcom Martineau, piano (1,3,5).
Onyx 4031.
Dmitri Chvorostovski, bariton. Ivari Ilja, piano (2,4,6,7).
Delos DE 3392.
8. Georgi Vasiljevitsj Svirídov (Fatezj 16.12.1915 – Moskou 5.1.1998).
Zes romances op gedichten van Poesjkin (1935):
1) Het karmozijnen woud werpt zijn tooi af, 2) Een winterlijke weg, 3) Aan njanja, 4) Een winteravond, 5) Voorgevoel, 6) Als ik Izjora nader.
Dmitri Chvorostóvski, bariton. Michajl Arkádjev, piano.
Delos DE 3311.
9. Sergej Sergejevitsj Prokofjev (11.4.1891 – 5.3.1953).
Boris Godoenov, toneelmuziek bij de tragedie van Aleksandr Poesjkin, opus 70bis (1936):
1) Eerste en tweede lied van Missajl en Varlam, 2) Lied van de eenzame wandelaar, 3) Drie liederen van de eenzaamheid, 4) Koor van de dronken bojaren, 5) Lied van Xenia, 6) Rêverie, 7) Polonaise, 8) Mazurka en scherzando, 9) Amoroso, 10) De bezetter bij de bron en in de tuin, 11) De slag, 12) Liederen van de zwakzinnige en de blinde bedelaar, 13) Opstand van het volk.
Marina Domasjenko, mezzosopraan (5). Viktor Sawaley, tenor I (1, 3). Joeri Swatenko, tenor II (12). Aroetjoen Kotsjinjan, bas (1-3). RIAS Kamerkoor en Rundfunk Sinfonieorchester Berlin olv. Michail Jurowski.
Capriccio 67 058 DeutschlandRadio.
Dmitri Dmitrijevitsj Sjostakovitsj (1906-1975).
10. Orkestsuite “Het sprookje van de pope en zijn knecht Balda”, opus 36 (1934):
1) Ouverture, 2) Processie van de obscurantisten, 3) Draaimolen, 4) Bazaar, 5) De droom van Popovna, 6) Finale.
Symfonieorkest USSR Ministerie van Cultuur olv. Gennadi Rozjdestvenski.
Melodyia/BMG ADD 74321 59058 2.
11. Vier Romances op teksten van Poesjkin, opus 46 (1936): 1) ‘Renaissance’, 2) ‘Bitter wenend verwijt een jaloerse meid een jongeman’, 3) ‘Voorgevoel’, 4) ‘Stanza’s’.
Michail Loekonin, bariton. Joeri Serov, piano.
Delos DE 3309.
12. Aleksandr Kondratjevitsj Vlasov (Vilnius 12.11.1911- 1986).
‘De fontein van Bachtsjisaráj’ (1937).
Elena Kelessidi, sopraan. Malcom Martineau, piano.
Onyx 4031.
Dmitri Dmitrijevitsj Sjostakovitsj (1906-1975).
13. Vier Monologen naar Poesjkin, opus 91 (1952):
1)‘Fragment’, 2) ‘Wat zegt mijn naam je?’, 3) ‘In de diepte van de Siberische mijnen’ en 4) ‘Vaarwel’.
14. ‘Lente, lente’, opus 128 (1967).
Fjodor Koesnetsov, bariton, Joeri Serov, piano.
Delos DE 3309/3313.
15. Gloomy Sunday (L. Javor/R. Seress/Lewis).
Billy Holiday (Eleanora Fagan) (1915-1959).
Music Rough Guides RGNET1234CD.
Met dank aan Valentin Zhuk.