Jazz, blues en het kauwgomplaatjesgevoel. Vandaag over Peggy Lee.
Als geen ander verstond ze de Kunst van het Weglaten. Ze had een stem die werd aangeduid met termen als smokey of breathy – sensueel tot in de hoogste graad. Met slechts een kleine stem wist ze grote concertzalen de intimiteit van een nachtclub te geven. Het opmerkelijke is dat Peggy Lee niet alleen in de pop-cultuur een van de groten is geworden (ze is de enige zangeres die top-10-hits heeft gehad in de jaren veertig, vijftig en zestig, met nummers als ‘Fever’ en ‘It’s a Good Day’), maar dat ze datzelfde ook in de jazz wist te bereiken. Ze was een geweldige vertolker van luisternummers (denk maar aan ‘Black Coffee’, ‘Don’t Smoke in Bed’ of ‘Is That All There Is?’) en kon net zo makkelijk overweg met komisch repertoire (‘Mañana’ bijvoorbeeld). Ze wist, ondanks die kleine stem, moeiteloos staande te blijven naast het geweld van de big band van Benny Goodman en kon aanstekelijk swingen naast de combo van George Shearing.
‘Als je niets voelt wanneer Peggy Lee zingt,’ zei jazz-auteur Leonard Feather, ‘dan betekent dit dat je bent overleden.’ Dat dit zo is, zal blijken in dit eerste deel van tweeluik over De Stille Verleiding van Peggy Lee.