Een schoolopera op Japanse leest – en ook weer niet.
Kurt Weill en Berthold Brecht hebben een flink potje samengewerkt. Met het vervreemdingseffect als uitgangspunt maakten ze opera’s die weliswaar als zodanig herkenbaar waren, maar waar van alles niet aan klopte. De luisteraar/toeschouwer moest zo aan het denken worden gezet over de maatschappijkritische boodschap, of iets platter gesteld: voor de problemen die in de ogen van zeker Brecht met een revolutie voor altijd opgelost zouden zijn.
Voor Der Jasager baseerde Brecht zich op een Japans verhaal. Een jongen gaat op expeditie naar een dokter die aan de andere kant van de bergen woont. Hij hoopt dat deze zijn zieke moeder kan genezen. Onderweg wordt hij zelf ziek; hij kan niet verder en zijn volwassen expeditiegenoten kunnen hem ook niet dragen. Daarop stellen ze hem voor om hem in het ravijn te gooien, zodat de gezonde trekkers verder kunnen. Hij stemt toe.
Voor Brecht was de boodschap van dit verhaal duidelijk: de jongen is slachtoffer van een gruwelijk systeem dat hem dwingt tot blinde gehoorzaamheid aan zijn superieuren. Een prachtige illustratie van wat hij altijd al dacht: er moet een revolutie komen. Maar of de Japanners er zo over dachten? Waarschijnlijk vonden zij dat de jongen juist handelde, en met dit nobele gebaar zijn eer redde. Is die boodschap aan Brecht voorbijgegaan of wilde hij juist de Japanse samenleving op de hak nemen?
Minder problemen biedt de vorm. Brecht en Weill lieten zich inspireren door het traditionele Nō-theater, een nobele, statische kunstvorm die vanouds alleen door de samoerai gespeeld en bekeken werd. Precies het soort Japanners dat dit ethos van eer en opoffering hoog in het vaandel had staan. Het maakt de vraag over de boodschap alleen maar urgenter.
Omdat dit een schoolopera is, is er gekozen om de begeleiding in handen te leggen van het Haags Jeugdorkest.