Genres: Barok | Neoclassicisme | Romantiek
Componisten/uitvoerenden: Béla Bartók | Edward Elgar | Johann Sebastian Bach | Leos Janácek | Witold Lutoslawski
Opnametechniek: Joost Kist
Een bruggetje van twee eeuwen met een eeuwig jong ensemble.
Eind zeventiende eeuw werd het strijkorkest de maat van alle dingen in de muziek. Lully in Frankrijk en Corelli in Italië ontdekten dat je met een groep hoge en lage strijkers een magisch effect kunt krijgen. Het kooreffect van de meervoudig bezette stemmen, de egale samenklank van bas tot discant, het werkte allemaal zo goed dat het strijkorkest de norm werd voor alle laatbarokke muziek. Jarenlang kon men zich geen opera, cantate of concert voorstellen zonder de ondersteuning van een groep strijkers.
Gaandeweg de achttiende eeuw werd het orkest uitgebreid. Blazers, tot dan toe alleen als solo-instrumenten naast het orkest gebruikt, werden er nu integraal deel van. Hoorns, hobo’s, fluiten, fagotten, klarinetten – het kon niet op. En pauken, die hoorden er ook bij. In de negentiende eeuw kwamen er nog veel meer instrumenten om de hoek kijken en rond 1900 liep het aantal leden van grote orkesten in de honderden.
Gelukkig zijn sommige componisten altijd voor strijkers alleen blijven schrijven. Zeker vanaf de late negentiende eeuw, toen orkesten zich steeds maar verder uitbreidden, hadden velen behoefte aan iets lichters. In de twintigste eeuw zette die trend door.
In dit concert speelt het Nationaal Jeugdorkest verschillende werken van moderne meesters, vooral van Midden- en Oost-Europese origine. Maar het bekendste en mooiste werk staat aan het begin. Bachs Concert voor twee violen en orkest is een van zijn allergrootste meesterwerken. Met de dialoog van twee solostemmen en een orkest dat dat naar believen kan aanvullen is Bach helemaal in zijn element. In het middendeel ben je even helemaal van de wereld.