Bij Coolhaven staat de formule vast. Maar de inhoud, dat weet je maar nooit.
Amsterdam mag dan, nationaal en internationaal, bekend staan om zijn prettig gestoorde improvisatiescene, in Rotterdam kunnen ze er ook wat van. Ondergronds, in een scene van kleine podia en grotendeels los van zowel het conservatorium als de jazzwereld, opereren artiesten en groepen die de marges en gaten tussen de muziekwerelden helemaal opvullen. Coolhaven (“Sedert 1999 uw garantie op het traltatieve en mogralistisch kernmaterialisme”), een trio bestaande uit Peter Fengler, Hajo Doorn en Lukas Simonis, is er één van.
Op November Music 2003 treden ze aan met hun “Strømbloque Phantasiën”. Een grotendeels Duitstalig programma met nu eens gecomponeerde, dan weer geïmproviseerde muziek. De bedoeling blijft vaag, tot we het programmaboekje erbij paken. “Strømbloque” is een hommage aan Schuberts Winterreise. Tenminste, wat de heren onder een hommage verstaan. Deze liedcyclus beschrijft het leven en de werken van David Hasselhoff, die – de omschrijving van de drie heren zelf is te mooi om te laten liggen – “niet alleen bekend werd door het onderhouden van een intieme relatie met zijn pratende en denkende auto K.I.T.T., maar die er ook mede verantwoordelijk voor is dat bovenmenselijke, met siliconen ingespoten borsten visuele werkelijkheid werden voor brede lagen van de wereldbevolking en het feit dat je ook zonder te kunnen zwemmen succes kunt hebben als strandwacht.”
We kunnen niet alle onzin uit het boekje herhalen, maar het komt hierop neer: in het Duits, de taal van de romantiek maar ook de taal van veel na-oorlogse techniek, wordt op zwaar ironische wijze het verhaal verteld van een door techniek maakbare samenleving – een samenleving die een robot-auto mogelijk maakt, maar ook een die irreële schoonheidsidealen reëel maakt.