Componisten/uitvoerenden: Benjamin Britten | Ludwig van Beethoven
Opnametechniek: Jaap Zijp
Cello sonates van Beethoven en Britten
De Sonate voor cello en piano in D majeur, op. 102, nr. 2 werd in 1815 gecomponeerd en in 1817 of begin 1818 gepubliceerd en opgedragen aan gravin Marie von Erdődy, een goede vriendin en vertrouwelinge van Beethoven.
Sonate voor piano en cello in A majeur, op. 69 uit 1808 is gecomponeerd in de middenperiode van Beethoven. Het eerste deel is vooral lyrisch en ingetogen en de hele sonate ademt een totaal andere sfeer dan de sonate op. 102 uit Beethovens laatste periode.
Beethovens oeuvre wordt vaak in drie periodes verdeeld. Gedurende de eerste periode bouwde Beethoven voort op wat Haydn en Mozart hem hadden aangereikt (‘Mozarts geest uit Haydns handen’). Kenmerkend voor deze periode zijn de Kwartetten op.18, de beide eerste symfonieën, de Sonate Pathétique en de Mondscheinsonate.
De confrontatie met toenemende doofheid (waarvan het voornoemde Heiligenstädter Testament getuigenis aflegde) markeert het begin van de tweede periode. Tot deze middenperiode behoren meesterwerken als de Derde Symfonie ‘Eroïca’, de Vijfde Symfonie ‘Noodlot’, de Zesde Symfonie ‘Pastorale’, het Vierde en Vijfde Pianoconcert, de Sonata Appassionata (pianosonate nr.23) en de opera Fidelio.
De laatste periode wordt gekenmerkt door muziek van een ongehoorde visionaire kracht, alsof alle grenzen doorbroken moeten worden: ‘Alle Menschen werden Brüder’ (aldus de koorfinale van de Negende Symfonie). Tot deze periode behoren ook de Kwartetten op.127-135, de Pianosonates nr.28-32 en de Missa Solemnis.
De Sonate van Britten is gecomponeerd op verzoek van cellist Mstislav Rostropovich en werd voor het eerst uitgevoerd op het Aldeburgh Festival in 1961.