Genre: Neoclassicisme
Componisten/uitvoerenden: Albert Roussel | Astor Piazzolla | Claude Debussy | Joseph Jongen | Luciano Berio | Robert Heppener
Opnametechniek: Kees van de Wiel
Ze komen uit verschillende buitenlanden, maar wonen en werken al jaren in Amsterdam, waar ze ons speels-prikkelende muziek voorschotelen.
Hoewel de musici uit Duitsland, Italië en Engeland komen, leerden ze elkaar in de Amsterdamse conservatoriumwereld kennen. Verschillende leden van dit vijftal maken ook deel uit van – we noemen maar iets – het Concertgebouworkest. Met hun bezetting van fluit, harp en strijktrio zijn ze geknipt voor het vederlichte repertoire – vaak Frans of ‘fransig’ van aard. Maar zeker niet truttig! Of vindt u dat het juiste woord voor de kamermuziek van Debussy, met zijn originele dissonanten en zijn zwierige, op alles en niets teruggaande melodie-guirlandes? Verder horen we ook Albert Roussel, die we vooral van zijn redelijk zware symfonieën kennen – met zijn Serenade opus 30 horen we nu ook een lichte kant van hem. De Belg Joseph Jongen was al net zo Frans van karakter. Eigenlijk gold dat ook wel voor Robert Heppener, ook al was die van een heel andere generatie. Zijn Quartetto is muzikaal geen kind van zijn tijd, maar hoeft in onze eeuw niet meer onder de radar te blijven.
Luciano Berio lijkt op dit programma een vreemde eend in de bijt. Wat moet zo’n avantgardist tussen al die impressionisten en neoclassici? Maar schijn bedriegt. Berio mag dan wel in een heel andere stijl schrijven, bij hem stond de musicus altijd centraal. En dat betekent: behapbare structuren, beeldende klanken en gevoel boven systeem. Met deze menselijke touche past hij uitstekend in dit programma.