Een oude opname al, maar zowel de muziek als de uitvoering kunnen een stootje hebben.
Kamermuziek heeft een reputatie van liefhebbersmuziek. Het vraagt vaak iets meer raffinement, iets meer ervaring en iets aandachtiger luisteren dan orkestmuziek of muziek voor piano solo. Daar staat tegenover dat er per maat muziek veel meer te ontdekken en te beleven valt. Debussy’s kamermuziek is daarop geen uitzondering.
Debussy schreef op verschillende momenten van zijn leven kamermuziek. Aan het begin van zijn carrière schreef hij zijn enige strijkkwartet. Daarna eisten andere genres de aandacht op, maar tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam hij er weer terug. De bedoeling was om een cyclus van zes sonates voor wisselende instrumenten te schrijven. De dood van de componist in 1918 stak daar een stokje voor, maar de Cellosonate kwam wel klaar. Het stuk werd onmiddellijk populair bij cellisten. Niet omdat het zo gemakkelijk is. Het stuk vraagt van alles. PIzzicato met de linkerhand, natuurlijke en kunstmatige flageoletten, iedere mogelijke strijknuance, het kan niet op. Er valt aan deze mooie sonate veel eer te behalen.