Genres: Classicisme | Moderne muziek | Rococo / preklassiek | Romantiek
Componisten/uitvoerenden: Felix Mendelssohn Bartholdy | Joseph Haydn | Ludwig van Beethoven | Wolfgang Amadeus Mozart
Opnametechniek: Johan Ketelaar
Een splinternieuw orkest, net ontstaan uit de fusie van twee toporkesten. Dat moesten we natuurlijk even horen!
We schrijven 1985. Kort daarvoor zijn het Amsterdams Philharmonisch Orkest en het Utrechts Symfonieorkest samengegaan tot het Nederlands Philharmonisch Orkest. En zoals het meestal gaat: het nieuwe orkest koos zijn domicilie in Amsterdam. Normaal werd er gerepeteerd en opgetreden in de Beurs van Berlage, voor deze keer werd het Concertgebouw opgezocht.
Op het programma staan stukken uit vier stijlperiodes. Toen Haydn rond zijn 25e zijn Eerste symfonie componeerde, kon hij nog niet bevroeden dat hij er compleet verslaafd aan zou raken. 106 symfonieën zou hij uiteindelijk componeren. In de jaren 1750 had de symfonie nog nauwelijks pretenties. Feestmuziek voor edelen en andere rijke mensen was het, gespeeld in de tuin of in een groot uitgevallen salon.
Toen Mozart zijn 39e symfonie schreef, waren we dertig jaar verder. De klassieke periode was intussen volop begonnen. Componisten werden sterren, muziek werd steeds serieuzer genomen. De symfonie werd nu in de concertzaal gespeeld, en hoewel men nog niet zo in heilige devotie zat te luisteren als tegenwoordig, was muziek allang niet meer louter vermaak. Mozart liet zich voor zijn symfonieën intens door Haydn beïnvloeden.
Met Felix Mendelssohn Bartholdy zitten we in de romantiek. Muziek wordt nu bijna een religie. Het is ook steeds minder een zaak van de hoge heren en steeds meer iets van de middenklasse. Volgens velen valt dat te horen: Mendelssohn is een beetje burgerlijk. Zijn muziek prikkelt het publiek niet tot het uiterste. Maar wat viel er ook nog te vernieuwen? Beethoven was inmiddels dood en zijn muziek stond op een voetstuk. Vijf monumentale pianoconcerten had hij nagelaten. Voor Mendelssohn was er geen noodzaak meer om te vernieuwen. Hij deed gewoon wat hij zelf mooi vond.
Met Witold Lutosławski (1913-1994) springen we meer dan een eeuw naar voren. Zoals wel meer Oostblokcomponisten ging hij niet voluit voor de moderniteit, maar probeerde hij een compromis te vinden tussen vernieuwing en communicatie met het publiek. Kunstpausen in het westen namen hem lange tijd niet serieus. In de jaren tachtig, toen de westerse avant-garde duidelijk over haar hoogtepunt heen was, begon men er gunstiger over te denken. Sindsdien vinden we Lutosławski regelmatig op concertprogramma’s.