Een appel op de maan. Moet je die plukken?
Moderne muziek is vreemd. Al die onbekende klanken, die atonale melodieën – als er al een melodie is – en die ruige, dissonante samenklanken, daar moeten je oren aan wennen. Maar het is pas echt vreemd als je tussen dat onbekende ineens iets bekends aantreft. Alsof je, inderdaad, een appel op de maan vindt.
De zegswijze komt van Stockhausen, die daarmee illustreerde waarom hij, na jaren van puristisch serieel componeren, af en toe een sample of iets anders bekends in zijn muziek toeliet. Deze heren (Marc van Roon, Dick van der Harst en David Liebman) pakken het anders aan. In Apple on the moon vinden we gewoon alle stijlen door elkaar, uiterst herkenbaar en uiterst vreemd tegelijk. Terwijl een piano rechttoe rechtaan het ritme probeert te houden, tettert een saxofoon er zijn jazzriedeltjes overheen.
Of dat dan klinkt, bij elkaar? Natuurlijk wel, en ook weer niet. De verschillende lagen in het werk opereren in hoge mate zelfstandig, maar wel binnen vaste kaders. Ze zijn op elkaar afgestemd. In deze wereld van polyfonie, polyritmiek, polystilisme moeten we niet zoeken naar een appel op de maan, maar treffen we een complete interplanetaire boomgaard aan: appels, kum-kwarpen, kattenvijgen, nabulanen en wat dies meer zij. De combinatie – de vruchten van verschillende muziekwerelden – krijgen we hier opgediend. Degene die wel een experiment en een beetje chaos kan velen, zal het best smaken.