Tango is oud, maar ook in Argentinië springlevend.
Lange tijd was Argentinië voor Europeanen niets bijzonders. Gewoon een van de vele inwisselbare Spaanstalige landen in Zuid-Amerika, vernield door goudzoekers en andere kolonisten, bekeerd door jezuïeten, afgescheiden van Spanje en daarna in een eindeloze spiraal van staatsgrepen beland. Af en toe emigreerden er groepen mensen heen, maar de meerderheid kon zich niet echt een beeld vormen bij Argentinië.
Totdat in de jaren twintig de tango Parijs bereikte. Enige jaren eerder, rond 1900, was deze muziek in Buenos Aires ontstaan. Afrikaanse syncopen, Spaans temperament maar vooral heel veel Napolitaanse emotie. Zoals zoveel nieuwe volksmuzieken uit die tijd voer de muziek wel bij de uitvinding van de accordeon. In de Oude Wereld werd de tango meteen een rage. Natuurlijk, de jazz was nummer één als het ging om modemuziek uit het westen. Maar de tango was een heel goeie tweede. Tegen 1930 was er nauwelijks iemand onder de veertig die hem niet danste.
In Europa zijn we de tango decennialang trouw gebleven, en toen in 2002 onze kroonprins met een Argentijns meisje trouwde, schoot deze dans weer naar een plaatsje vooraan in ons collectief bewustzijn. In Argentinië zelf was de dans al helemaal niet weggeweest. De tango is het ultieme symbool voor het land en zeker voor de regio Buenos Aires. Sandra Luna vertegenwoordigt een nieuwe generatie. Zij kwam rond 2000 op, maar zingt nog met volle overtuiging de klassieke tangonummers waar haar grootouders al op dansten.