Componisten/uitvoerenden: Harry Partch | Jody Diamond | Lou Harrison
Opnametechniek: Sabrina ter Horst
Lou Harrison was een Amerikaan. Binnen een neoklassiek kader zocht hij zonder taboes het avontuur.
In muziekgeschiedenissen wordt de Amerikaanse muziek van de twintigste eeuw vaak een beetje gespleten beschreven. Enerzijds is er de band met de traditie. Het grote publiek had vernieuwers als Debussy en Mahler nooit leren kennen, en liep daarom een beetje achter. Veel Amerikaanse muziek van pakweg honderd jaar geleden ademt nog een klassieke of romantische sfeer uit. Aan de andere kant is er de vernieuwing. En dan niet zomaar een beetje op de troepen vooruit lopen, maar echt radicale vernieuwing. Door het gebrek aan een grote traditie sloeg een klein maar invloedrijk groepje componisten totaal nieuwe wegen in. Alles werd herbekeken, van klankkleur en instrumentgebruik tot de meest elementaire principes aan toe.
Lou Harrison (1917-2003) had van allebei een beetje. Een neoklassiek element is in zijn werk niet te ontkennen. Zijn eendelige sonates voor klavecimbel zijn overduidelijke hommages aan Scarlatti, en ook met zijn Concert voor saxofoon en slagwerk – drie delen, snel-langzaam-snel – laat hij merken dat de traditie niet dood is. Wel is de traditie toe aan een schop onder haar kont. Harrison probeert uit de “industriële grauwheid” van de twaalftonige gelijkzwevende stemming te breken. Dat kan bijvoorbeeld met de gamelan, het Javaanse orkest met zijn radicaal andere stemming. Als we onze eigen instrumenten meestemmen, kunnen we daar prima mee samenspelen.
Harry Partch (1901-1974) was een gedeeltelijke geestverwant van Harrison. In tegenstelling tot de laatste hing hij totaal niet aan de traditie, maar ook hij vond dat het westen nog wat kon leren van de stemmingen uit het oosten. Voor zijn muziek gebruikte hij een heel orkest aan eigengebouwde instrumenten. Een van zijn eerste instrumenten was de adapted viola, een altviool met door hemzelf verlengde toets. Hier horen we dit instrument voor een keer in actie.