Peggy Lee: een stem die als ‘rokerig’ werd aangeduid, sensueel tot in de hoogste graad. En jazz-auteur Leonard Feather merkte op dat als je niets voelt wanneer ze zingt, dit betekent dat je reeds bent overleden. In de week dat Doris Day overleed besteedt de Concertzender voor de tweede maal aandacht aan deze grote STEM met een klein bereik.
Less is more
Peggy Lee haalde enorm veel bereik uit een stem die maar zo’n anderhalve octaaf besloeg. Al vroeg had ze geleerd hoe je van je zwakte je kracht kunt maken. Juist door nóg zachter te gaan zingen, wist ze de aandacht van het publiek te krijgen en een volle concertzaal de allure van een intieme nachtclub te geven. Zelf heeft ze over het ambacht zingen gezegd dat het geheim van de ware kunst is om alles weg te laten, behalve de essentie.
Kledingadvies
Peggy Lee had het op een podium, anders dan sommige hedendaagse zangeressen, niet nodig om nauwelijks gekleed en met een blote navel en een sappig achterwerk rond te hossen om de aandacht op zich te vestigen.
Het opmerkelijke is dat Peggy Lee niet alleen in de popcultuur een van de zeer groten is geworden (ze is de enige zangeres die top-10-hits heeft gehad in de jaren veertig, vijftig en zestig, met nummers als ‘Fever’ en ‘It’s a Good Day’), maar dat ze datzelfde ook in de jazz wist te bereiken. Ze was een geweldige vertolker van luisternummers (denk maar aan Black Coffee of Don’t Smoke in Bed) en kon net zo makkelijk overweg met komisch repertoire (Mañana bijvoorbeeld). Ze wist, ondanks die kleine stem, moeiteloos staande te blijven naast het geweld van een big band (als die van Benny Goodman) en kon aanstekelijk swingen naast bijvoorbeeld de combo van pianist George Shearing (luister maar naar het album The Beauty and the Beat)
Peggy de perfectioniste
Nog opmerkelijker is dat ze vaak uiterst onzeker was en het dan buitengewoon lang duurde voordat ze met een lied durfde op te treden. Het lag haar op de lippen bestorven om te zeggen: I don’t own that song yet. Herhaaldelijk moest ze een lied eerst honderden keren thuis zingen voordat ze ermee naar buiten trad.
Die hang naar perfectie is haar tot ver in haar carrière bijgebleven. Elk detail, elk stapje, zelfs het moment waarop een wenkbrauw werd opgetrokken – het werd allemaal zorgvuldig uitgedokterd, terwijl haar optredens toch de indruk wekten spontaan en los te zijn.
Ondanks de onzekerheid die haar bij vlagen trof, kon ze ook zeer vasthoudend zijn. Zo had ze op een zeker moment het lied Is That All There Is? van Jerry Leiber en Mike Stoller gehoord dat ze per se wilde opnemen, maar platenmaatschappij Capitol zag er geen brood in. Het was 1969, popgroepen met stampende gitaren beheersten de hitlijsten, dus wie zou er zitten te wachten op een plaat die vooral zou bestaan uit gesproken woord, en dan ook nog met violen als begeleiding?
Uiteindelijk kreeg ze Capitol zover het nummer op te nemen, maar vervolgens weigerde de platenmaatschappij het uit te brengen. Want men vond dat het veel te lang was en dus nauwelijks op de radio zou worden gedraaid. Het kostte haar heel wat strijd om haar zin te krijgen. Ook in de studio waren er al flink wat strubbelingen geweest. Jerry Leiber was bij opnamesessie aanwezig en hij keurde keer op keer het resultaat af, tot ergernis van Peggy Lee. Het grote twistpunt was de interpretatie. De zangeres wilde er humor in brengen om het desolate karakter van dit lied, dat tot zelfmoord lijkt aan te sporen, een beetje af te zwakken – wat de schrijver nou net weer niet wilde.
Uiteindelijk werden er 36 takes van gemaakt. Tegen het einde raakte de zangeres uitgeput en begon haar stem hees te worden. En dat gaf precies de juiste gemoedstoestand en leverde haar een Grammy Award op. Wat Jerry Leiber pas veel later durfde te vertellen was dat de technicus per abuis ook nog eens de allerbeste take had gewist. Toch was Peggy Lee blijkbaar zelf niet tevreden over die zwarte vertolking, want in live-uitvoeringen voegde ze grappige terzijdes aan de tekst toe om het verhaal wat meer lucht te geven.
Haar levensverhaal zou ook het verhaal van een blueszangeres kunnen zijn. Ze was geboren als Norma Dolores Egstrom in 1920 als zevende van acht kinderen, had een Zweeds-Amerikaanse vader die bij het spoor werkte en een Noors-Amerikaanse moeder.
Op haar vierde overleed haar moeder. De vader hertrouwde met wat een boosaardige stiefmoeder bleek te zijn, die er niet voor terugschrok om haar pleegdochter fysieke verwondingen toe te brengen. Ze werd vaak geslagen of kreeg bij de afwas kokend water over haar handen gegooid. En ze zou het litteken op haar wang dat het gevolg was van een afranseling haar leven lang met make-up moeten bedekken. Toch zei ze later dat die nare jeugd ook een goede kant had gehad. Het had haar gehard en in staat gesteld om latere teleurstellingen in het leven te boven te komen. Ze heeft later de draak gestoken met die ellendige jeugd met het liedje One Beating a Day.
Zingen werd haar ontsnapping. Eerst in het kerkkoor, op haar veertiende mocht ze zingen voor een lokaal radio-station, en daar kreeg ze de naam Peggy Lee.
Op haar zeventiende kon ze uit huis vertrekken. Na een mislukte poging om in Hollywood aan de slag te komen, kreeg ze een engagement bij een trio in de nachtclub van een hotel in Chicago, waar op een zeker moment bandleider Benny Goodman logeerde, wiens bandzangeres net ontslag had genomen. Hij kwam kijken bij een optreden, wat in feite een openbare auditie was, en daarmee begon voor Peggy Lee een loopbaan in de vocale voorhoede die decennia lang zou voortduren.
Door liedschrijver Alec Wilder werd ooit vastgesteld dat Peggy Lee een stem had als een straatzangeres, zo iemand aan wie je bijna onnadenkend voorbij loopt. Maar als je ooit bij haar zou stoppen, zo meende hij, dan zou je ook nooit meer verder willen lopen…
Luisteren
Tweeluik over Peggy Lee (1920-2002) in Het Paleis van de Weemoed. Zaterdag 18 mei, van 20 tot 21 uur. De eerste uitzending over Peggy Lee (van 4 mei) kunt u hier terugluisteren.