Incubate 2015: fier toeterende hoorn des overvloeds.
Keuzes, keuzes, keuzes. Een fier toeterende hoorn des overvloeds, dat is het festival Incubate. Actuele, hedendaagse, experimentele, toegankelijke en ondoorgrondelijke muziek in alle soorten en maten. Tijdens de 2015 editie overtrof Incubate zichzelf met keuzemogelijkheden. Zo’n 370 acts verspreid over het muziekgekke Tilburg. Iedere dag kon je een volwaardige muziekroute uitstippelen. Je kunt als een gek door de stad gaan jakkeren om overal even een kwartiertje langs te scheren, maar het beste advies is om er drie à vier acts uit te pikken en die dan ook helemaal in je op te nemen. In het overvolle weekend bleek dit goede voornemen niet altijd haalbaar…
Muziek komt tot leven in de juiste ruimte. Dat beseft ook Incubate. Het festival wordt steeds inventiever in het vinden van geschikte of verrassende concertlocaties. Tilburg lijkt een schier onuitputtelijke voorraad aan zaaltjes of podia te hebben. En allemaal op loop-, dan wel fietsafstand. Nu de grote 013 popzaal verbouwd wordt fungeerde Theaters Tilburg (met Concertzaal en Schouwburg) als chique hoofdlocatie. Genieten van kleine experimentele indiebands en knoppendraaiers in het rode pluche, waar maak je dat mee.
In zo’n zaal komt de wat fragielere concertmuziek helemaal tot zijn recht. In het verleden besteedde Incubate geregeld aandacht aan eigentijdse, gecomponeerde muziek. Deze editie krijgt modern werk zowaar een opvallend prominente plek.
Harpiste Lavinia Meijer trapt maandag het festival af met een avontuurlijk recital. Veel minimal music werk dat ze speciaal heeft gearrangeerd. ‘Struggle for Pleasure’ van neoklassiek pionier Wim Mertens (wanneer is die weer eens in Nederland te zien!?) krijgt een verkwikkende interpretatie, en de manier waarop ze Philip Glass werken als ‘Metamorphosis 4’ omtovert in een harp-etude is vernuftig. Mooie vondst was de compositie ‘Night Loops’ van de Amerikaan Ellis Ludwig-Leone, bekend van zijn artpopband San Fermin. Een sprankelende combinatie van harp en elektronische effecten. Een enkele keer slaat Meijer de plank flink mis. Samen met Gare du Bord-toetsenist Arthur Antoine realiseerde ze een tenenkrommende, kitscherige improvisatie op de slotminuten uit Glass’ Koyaanisqatsi. Meteen van je recital schrappen, is het devies.
Zwaardere kost wordt geserveerd door het duo Koen Nutters (luister naar zijn serie DNK concerten ) en Reinier van Houdt. Op het programma staat ‘White Metal’ van de Californische componist Michael Pisaro. Meestentijds kiest Pisaro voor langgerekte studies in ruisklanken, veldopnames en stilte. In ‘White Metal’ vliegen meteen de decibels om je oren. Snoeihard noise en verwachtingsvolle witte ruis klonteren samen in een ongenaakbaar stuk muziek. Compromisloze muziek die zeker thuis hoort op Incubate. De arenavormige studiozaal van Theaters Tilburg blijkt bovendien een perfect laboratorium voor dergelijke experimentele concerten.
Slowcore
Incubate zoekt dit jaar meer dan ooit de breedte op. De Concertzaal met haar fantastische geluidinstallatie groeide uit tot een hot spot. Incubate kon er alles kwijt. Grote namen om een breder en groter publiek te trekken en daarnaast klankexperiment om de harde kern aan je te blijven binden. Het ene moment speelden altfolkpioniers Giant Sand er en gaven ze de volle zaal nota bene een voorproefje van hun samenwerking met The Common Linnets (!). Het andere moment geselden noiseterroristen Russell Haswell en fluxuslegende Yasunoa Tone het gehoor van een wel heel select groepje diehards. Misschien wel het meest surrealistische concert van het festival. Een dik uur ondoordringbare, digitale noisestormen van twee vrijwel roerloze mannetjes achter hun elektronica in een volledig verlichte, prachtige Concertzaal. Om niet snel te vergeten!
Voor het gemak waren er door het festival voorzichtigjes programmatische lijnen uitgezet. Op de gesmeerd lopende slotzondag was het mogelijk om een postpunk-route (Wire, The Ex) of folk/slowcore (Idaho, Meg Baird, Sophia, Giant Sand) route af te leggen.
Het vaak onderbelicht genre slowcore kreeg alle ruimte op Incubate. Een in de jaren negentig ontstane popmuziekstijl waarin het tempo laag ligt, de sfeer dromerig is en de singer-songwriter je heel direct en persoonlijk aanspreekt. Op indrukwekkende wijze opende genre-icoon Mark Kozelek alias Sun Kil Moon maandag het bal. De altijd wispelturige Kozelek was in een zeldzaam relaxte stemming. Als een method actor laadt Kozelek zich op voor een optreden. Een zinderende spanning hing in de zaal. Kozelek als de Andy Kaufman onder de singer-songwriters, je weet nooit welke kwinkslag of sneer je kunt verwachten. Kozelek was op zijn gemak en al snel luister je ademloos naar naadloze vertolkingen van ‘The Possum’ en ‘Carissa’. Jeff Martin van de Amerikaanse slowcoreband Idaho was wat minder in zijn hum op de slotdag. Het was acht jaar geleden dat hij had opgetreden, en bovendien moest hij in zijn eentje een heel bandgeluid voor zijn rekening nemen. Een loop- en echostation komt dan goed van pas. Toen hij eenmaal alle zenuwen en perfectiezucht de baas was, wist Martin aan het eind van zijn show de emotionele kern te raken. Een persoonlijk en ontroerend optreden.
Even later blaast de band Sophia van Robin Proper-Sheppard iedereen van zijn Concertzaalstoeltje. Een van de beste bandoptredens van het festival. De explosieve Proper-Sheppard heeft baat bij het volle bandgeluid, en haalt zoals altijd het uiterste uit iedere noot. Een uitgewogen setlist: van opener ‘So Slow’ en het stevig rockende ‘Pace’ tot een intens bezield ‘Desert Song No.2’.
Elektropioniers
De zaterdag stond vooral in het teken van dat ene zeldzame optreden. Elektropionier Cabaret Voltaire zou na 23 jaar weer eens concerteren in Nederland. Het was vooral de Captain Richard H. Kirk show, want ander lid, Stephen Mallinder, maakt vooralsnog geen deel meer uit van de band. Mallinder herleeft zijn Cabs verleden in zijn nieuwe formatie Wrangler. Elektronisch brein Richard H. Kirk liet zaterdag vooral nieuw materiaal horen maar wel helemaal in de geest van de jaren tachtig en negentig. Als begeleiding had hij een videowall meegenomen met aanhoudende stroom aan bijna fluorescerende mediabeelden (van dagelijkse rampspoed tot voorbijflitsende tv-shots van persoonlijke helden als Stockhausen, Warhol en Bacon.) Een lekker stevig geluid want deze hitsige cocktail van noise, drone, ambient en trance hoor je het liefst in je ingewanden trillen. Bij de meest dansbare gedeeltes gingen in de zijpaden behoorlijk vlot de voetjes van de vloer. Een man gooide er zelfs een spontaan goa dansje uit. Kirk onderging het schouwspel met een uitgestreken tronie, alleen even uit zijn slof schietend om een opdringerige persmuskiet met een leeg blikje weg te jagen.
Zoals ieder jaar worden industrial en vroege elektro liefhebbers op hun wenken bediend door Incubate. De Spaanse industrial-formatie Esplendor Geometrico gaf vrijdagnacht een gespierd optreden vol samengebalde, muzikale energie. Machinale, repetitieve, gruizige, stuiterende beats bij tijd en wijlen voorzien door hysterische vocalen van oerlid Arturo Lanz. Opzwepende, industriële muziek uit de jaren tachtig die gek genoeg nog bijzonder actueel klonk. Ergens tussen Suicide en D.A.F. Goede vondst ook van het festival om deze Spaanse conquistadors te koppelen aan een optreden van Samuel Kerridge. De jonge Engelsman graaft diep in de elektronische duisternis en haalt de zwaarste en morsigste beats naar boven. Kerridge’s schurende set getuigt van lef. Hij zit blijkbaar zo in zijn zone dat hij zijn tijdslimiet flink overschrijdt. Niets aan de hand, de nacht is nog lang.
Een elektropionier van een heel andere slag is Hans-Joachim Roedelius. Hij verwierf krautrockglorie met Cluster en Harmonia, maar reeg daarna de ene soloplaat aan de andere met impressionistische, neoklassieke ballades. Samenwerken zit in zijn bloed en tijdens Incubate gaat de tachtigjarige Roedelius in zee met Stefan Schneider van To Rococo Rot. Roedelius’ zweverige escapades aan de vleugel en het keyboard/iPad worden door Schneider subtiel en respectvol verweven met inventieve elektronische improvisaties
Een andere opvallende gast was Oostenrijkse gitarist Fennesz. Hij kwam naar Tilburg voor twee heel uiteenlopende projecten. Met de Noorse trompettist Arve Henriksen bleef Fennesz aan de veilige kant van de experimentele streep met dromerige, ECM-waardige ambientjazz-exploraties in de geest van Jon Hassell. Met King Midas Sound van Kevin ‘God’ Martin teisterde Fennesz alle geluidsmeters. In de instrumentale gedeeltes stegen beiden naar grote hoogten, maar de beperkte vocalisten Roger Robinson en Kiki Hitomi haalden alle intensiteit uit het optreden. Waarom Kevin Martin zich nog altijd bezig houdt met vocale stoplappen uit de r&b en reggae is me een compleet raadsel, terwijl hij in zijn woest donderende instrumentale klanklawines van King Midas het gouden geluid voor het oprapen heeft.
Kleine helden
Op een festivals vol prominente gasten duiken er ook kleine helden op. Artiesten die koppig hun eigen plan trekken in de marge van het festival. Prachtig voorbeeld is de 39-jarige Amerikaanse outsider singer-songwriter en tekenaar Jeffrey Lewis. Op maandag en dinsdag sluit hij de dag af in jazztempel Paradox. Met zijn houtje-touwtjeband The Jrams (twee dames op bas en drums) rammelpopt het multi-talent zich door een eigenaardig, dolkomisch liedrepertoire. Ergens tussen groot voorbeeld Daniel Johnston en Jad Fair. Hilarisch zijn Lewis’ zelf geïllustreerde songs. Met projecties van eigen strips loodst hij de luisteraar langs de geschiedenis van Vietnam, de legendarische indianenprinses Pocahontas of Calvin Johnson’s indielabel K Records. Topnummer is zijn persiflage op Nirvana’s ‘Sifting’ (van album Bleach), compleet met nasale zeurstem. Tussendoor leest hij voor uit zijn Sonnet Youth reeks: klassieke Sonic Youth songs omgetoverd in Shakespeariaanse sonnetten.
Heldhaftig is ook de Hongaarse drummer Balázs Pándi. Het ene moment ranselt hij zich in een ongeluk in een duet met centrale gast, Japanse oppernoisegod Merzbow die voor de gelegenheid zelfs een knutselgitaar heeft meegebracht. Merzbow is een noisemonument maar veel vernieuwing hoef je niet meer van hem te verwachten. In zijn dicht opeengepakte, verstikkende noisegolven is nauwelijks plek voor ademruimte of reflectie. Anders is dat bij de Amerikaanse noiserockoudjes To Live and Shave in L.A. Een innemend los-vast collectief rondom de charismatische zanger Tom Smith en gitarist Frank ‘Rat Bastard’ Falestra. Noiserock met een punkattitude die doet denken aan de felheid van The Pop Group, de chaos van Nihilist Spasm Band en het raadselachtige van The Dead C. Noise verbroedert en To Live and Shave in L.A. weet altijd intrigerende gastmusici te strikken. Pándi voelt zich in ieder geval als een vis in het water bij dit collectief. Ook de Australische noisekoning Lucas Abela (alias Justice Yeldham) blaast een aardig partijtje mee op zijn geprepareerde glasplaat. Typisch zo’n optreden dat je alleen op Incubate kunt meemaken.
Een van de spraakmakendste optredens kwam op naam van Burial Hex. Oppermagiër Clay Ruby gaf een ongrijpbare, soms ongemakkelijke maar bovenal magische cultperformance. Occult cabaret zou je het kunnen noemen, maar dan van het hele sinistere soort. Wierook walmde door de sacrale Concertzaal. Ruby zwaaide rond met percussie-instrumenten, kroop achter een keyboard, en speelde met vuur. In zijn zinsbegoochelende samples passeerde onder meer een strijkersfragment uit Philip Glass’ ‘Mishima’ soundtrack en kerkgezang. Industrial folk in de traditie van vroege Current 93 en Death in June. Onvoorspelbaar, controversieel, pretentieus en poëtisch, een van de topoptredens van Incubate.
Enkele tegenvallers waren er ook te noteren. Tarwaters euro-elektropop klonk wel heel gedateerd en het zo vooruitstrevende Factory Floor (ditmaal in duo bezetting) veegde de fabrieksvloer aan met haar eigen reputatie door een matte, platte elektro-set neer te zetten. Met de toevoeging van een live-drummer en live vocalen heeft hun intense elektronische muziek zoveel meer diepgang.
Slotakkoord
Bij een geslaagd festival hoort een knetterend slotakkoord. De Engelse postpunkoudjes Wire (luister naar de nacht van Wire) hielden de hele zondag residentie in het Midi theater. Onder de noemer Drill:Stage werden twee andere, experimentele acts uitgenodigd. Londenaren Tomaga trapte af maar het was vooral Noveller die de show stal. De Amerikaanse ‘black beauty’ Sarah Lipstate wierp haar hoofd amechtig achterover en zwaaide met haar gitaar alsof ze deelnam aan een Elite-fotoshoot. Gelukkig liegen oren nooit en was het vooral de muziek die betoverde. Robert Fripp meets Loren Connors-achtige gitaarexcursies in een licht ontvlambaar postrocksausje. Enkele tracks van haar fraaie laatste album ‘Glacial Glow’ (waaronder het sprookjesachtige ‘Entering’) prijkten op de setlist. Het is muziek die je vooral in stilte thuis moet beluisteren maar met zoveel moois voor je neus is zo’n live-concert ook niet te versmaden.
Wire zelf gaf een van hun beste Nederlandse optredens van de laatste jaren. Van classic ‘Blessed State’ tot veel nummers van hun nieuwe plaat ‘Wire’ met de grandioze, zinderende uitsmijter ‘Harpooned’. Wire profiteerde van een waarlijk puntgaaf zaalgeluid. Hard maar kraakhelder. Als smakelijk toetje werd de ultieme Wire-punksong ‘Pink Flag’ door een dertigkoppig orkest aan festivalgitaristen ten gehore gebracht, onder wie leden van Noveller, East India Youth, No Joy, Tomaga en festivalbaas Vincent Koreman. Een orkaan van geluid zwabberde door de zaal. Alle oren spitsten zich nog eenmaal want dit waren de laatste klanken van een zeer succesvol verlopen Incubate 2015.
Mark van de Voort; programmamaker Thema voor de Concertzender.