Search for:
spinner

Paleis van de Weemoed: Satchmo forever!

ma 25 mei 2020
Thema: Jazz

Tekst: Sjaak Roodenburg

Zeg ‘Louis Armstrong’ en veel mensen denken aan een bezwete man met een kamerbrede grijns en een steenkolenbruine stem die repertoire zong als Hello Dolly of What a Wonderful World. Armstrong, alias Satchmo, geldt als een van de grote Amerikaanse entertainers van de twintigste eeuw. Terecht, en deels ook jammer. Want zijn werkelijke grootsheid ligt een halve eeuw eerder dan die gekende successen. Cornettist Ruby Braff vergeleek de betekenis van Armstrong voor de muziek met die van de oerknal voor het heelal. En Miles Davis zei: ‘Je kunt niets op de trompet spelen dat niet van hem komt, zelfs geen moderne shit. Ik kan me niet heugen dat hij slecht klonk op de trompet. Nooit.’

Trumpet Battles
Op websites met moppen over musici komen trompettisten er niet genadig vanaf. ‘Hoeveel trompettisten heb je nodig om een gloeilamp te verwisselen?’ Antwoord: ‘Eén om het peertje erin te draaien, en vier om te vertellen hoeveel beter zij het zouden hebben gedaan.’ Nog eentje: ‘Hoe begroeten trompettisten elkaar?’ Antwoord: ‘Hé, leuk je te zien. Ik ben beter dan jij.’ Dat ‘ik ben beter’ was terug te vinden in de gevechten om de hoogte in te gaan: de hoge C en de ijle ruimte daar nog boven.

Dat begon al in de oertijd van de jazz. New Orleans, rond de vorige eeuwwisseling, stad van zeelieden, pooiers en hoeren. Klandizie werd de cafés binnengelokt met jazzmuziek. Het was het domein van cornettist Buddy Bolden, over wie werd beweerd dat hij zoveel kracht in z’n longen had dat z’n spel in heldere nachten op 14 mijl afstand nog was te horen. Bolden was er tussen 1900 en 1907 de onbetwiste King – bij trumpet battles stond de winnaar van wat doorgaans ontaardde in een ‘slachtpartij’ tevoren vast. Boldens bestaan nam op z’n dertigste een dramatische wending toen hij geveld werd door een alcoholische psychose en in een inrichting terechtkwam. Daarna kreeg je Joe Oliver – ‘King Oliver’.

Armstrong!
En in diens kielzog verscheen Louis Armstrong – wiens jonge jaren zo uit een Kerstverhaal van Charles Dickens zouden kunnen komen. Geboren in 1901, z’n vader ging er meteen vandoor, z’n vijftienjarige moeder had een hang naar de fles en werkte als prostituee. Op z’n elfde schoot hij op Oudejaarsavond op straat een pistool af, werd naar een verbetergesticht gestuurd, leerde daar cornet spelen en toen hij vier jaar later vrijkwam, daagde hij iedere andere cornettist uit. King Oliver nam hem op in z’n orkest (‘Zolang Louis bij mij in de band speelt, ben ik de King’) – en het orkest werd ‘the hottest band ever to sit on a bandstand’. Maar Oliver kreeg problemen met z’n gebit en het spelen ging met zulke pijnen gepaard dat de tranen hem in de ogen sprongen. Hij eindigde zijn leven als portier.

Lippenleed
Armstrong was de nieuwe held. Waar voor anderen de hoge C in de jaren twintig het hoogst haalbare was, sloot Armstrong met z’n sterke lippen solo’s af met een hoge F – menige trompettist die net als Louis wilde spelen, ruïneerde z’n lippen, en daarmee z’n loopbaan. Anderen probeerden met kauwgom in hun mondstuk ook hoger te komen, maar dan waren ze weer hun lage tonen kwijt.

Armstrong stond bekend als ‘the world’s greatest jazz cornettist’ en kon concurrentie slecht verdragen. Toen hij nog maar net optrad, kwam op een avond Freddie Keppard langs. Die stond even te luisteren en zei toen: ‘Boy, geef mij je instrument eens.’ Keppard blies de longen uit z’n lijf, zelfvoldaan gaf hij Armstrong daarna z’n instrument terug en stapte, onder applaus, het podium af. Armstrongs echtgenote, pianiste Lil Hardin, siste tegen Louis: ‘Grijp hem!’ En, zoals ze zich later herinnerde: ‘Nooit in m’n leven heb ik zo horen spelen! Als je Louis echt wil horen spelen moet je hem nijdig maken. Boy, hij blies en hij blies. Op het eind stonden de mensen op hun stoelen en op de tafels te schreeuwen van opwinding. En Freddie Keppard verdween stilletjes in de menige. Daarna heeft niemand ooit meer gevraagd of hij Louis’ trompet even vast mocht houden.

Grammatica van de Jazz
De verrassing voor de oren van de jaren twintig moet immens zijn geweest. Muziekliefhebbers waren gewend aan brave walsjes, de operateske uithalen van Enrico Caruso of het vocale getetter van de blanke man met het zwart geverfde gelaat, Al Jolson. Opeens was daar het kwikzilverige trompetspel van Louis Armstrong, dat vrijelijk om de bestaande melodieën buitelde, er in de bovenste registers bovenuit vlinderde en bij de toehoorders een welhaast onbedwingbare lust tot bewegen opriep.
In de jaren twintig ontwikkelde Armstrong spelenderwijs de grammatica voor de jazzmuziek. En niet alleen dat. Z’n scattende opname van Heebie Jeebies veranderde ook op slag de manier van zingen; zangers als Bing Crosby, Frank Sinatra, Billie Holiday zijn stuk voor stuk schatplichtig aan hem, maar voor latere vokalisten als Ray Charles of Aretha Franklin geldt dat evenzeer.

Die growling en moaning opname uit februari 1926 maakte het scatten populair. Volgens de anekdotes ontstond het scatten doordat tijdens een opname het bladpaper van de standaard woei, Louis de tekst niet kende, en scattend doorging, ongeveer zo ‘Eh, eef, gaff, mmff, dee-bo, deedle-la-bahm/ Rip-rip, de-do—de-do, de-do-de-do’ en zo verder.
In eerdere orkesten waarin hij werkte, mocht Armstrong, met z’n stembanden van schuurpapier, nooit zingen. Tot men hem Heebie Jeebies had horen vertolken, waarop Earl Hines z’n klassiek geworden opmerking maakte dat sindsdien iedere muzikant in Chicago als het regende z’n hoofd uit het raam stak om kou te vatten, in de hoop net als Armstrong te klinken. Na hem kwam Bing Crosby, die de vindingen van Armstrong vertaalde naar het blanke mainstream-publiek.

Happy Negro
Wat menige zwarte collega de strot uithing was dat Armstrong zo nadrukkelijk ‘the happy negro’ uithing – de vrolijke entertainer met de brede grijnslach en de onbekommerde liedjes – de man die hij in feite ook wás. Op het witte doek schitterde Armstrong in kassakrakers als High Society – een Oom Tom van wie men maar al te makkelijk over het hoofd zag hoe geniaal hij was, hoe briljant z’n solo’s, hoe grensverleggend z’n zang. Hij zou zich, volgens zijn zwarte criticasters, wentelen in behaagzucht jegens de blanke – waarom moest de grote Louis Armstrong nou toch weer een butler spelen in een film – van die stereotype zwarte rollen die collega’s als Duke Ellington weigerden.

De kritiek uit eigen kring was zo hevig dat een jonge zwarte jazz vertolker uit de jaren vijftig niet gauw zo’n hooischuurgrijns op z’n gelaat zou dulden – sterker nog, Miles Davis speelde zelfs met z’n rug naar het publiek – geheel contrair aan de behaagzieke vaudeville-traditie waar Armstrong uit putte. In z’n nadagen kreeg Armstrong van vakgenoten ook weer erkenning. Toch was menigeen na z’n dood verbaasd te lezen dat deze beroemde entertainer een van de grootste muzikale vernieuwers was geweest. Z’n laatste optreden was in maart 1971 in de Waldorf Astoria Empire Room Hij stierf op 6 juli 1971 – om vijf uur ’s ochtends in z’n slaap. De dag na z’n dood had The Los Angeles Times een cartoon waarop Armstrong de aartsengel Gabriël van het podium blies.’

Luisteren
Het Paleis van de Weemoed: Satchmo!
Zaterdag 30 mei van 20 tot 21 uur
Dinsdag 9 juni van 11 tot 12 uur