Jazz, blues en het kauwgomplaatjesgevoel. Vandaag over de gloriejaren van de Swing.
We gaan terug naar het big band-tijdperk. Grote orkesten, soms wel dertig of veertig man sterk, speelden de popmuziek van de jaren dertig en veertig. Massaal en extatisch stroomden jongeren toe naar optredens van swingcoryfeeën als Tommy Dorsey, Harry James, Lionel Hampton, Woody Herman, Charlie Barnet, Artie Shaw, Duke Ellington en Benny Goodman. Die laatste zag eruit als een gevriesdroogde boekhouder. Maar dat verhinderde niet dat hij in 1934 het ‘Swingtijdperk’ ontketende, toen hij, aan het eind van een moeizaam verlopende concertreeks, in arren moede maar de onstuimige swingarrangementen van Fletcher Henderson ging spelen. Niet alleen spatte de danszaal opeens uit z’n voegen, door de radio-uitzending die vanuit diezelfde Palomar Ballroom in Los Angeles plaatshad, raakte heel Amerika die avond in de ban van swingmuziek. ‘It don’t mean a thing, if it ain’t got that swing,’ zoals dat in een van Duke Ellingtons composities heette. Kortom, een uur lang hoogtepunten uit de grote jaren van de big bands.