Die sanck een Liedt

Een ballade is ‘een episch-lyrisch (droefgeestig) gedicht in strofen’ , zegt van Dale.

Het verhaal wordt sprongsgewijs verteld, alles wat bijzaak is of vanzelf spreekt wordt overgeslagen, de beschrijvende passages worden afgewisseld met dialogen, er zitten tal van herhalingen in, de sfeer is vrijwel altijd ernstig of zelfs somber, de onderwerpen zijn vaak ontleend aan oude sprookjes en sagen of aan ridderverhalen. Balladen zijn al heel oud en werden vaak pas lang na hun ontstaan opgeschreven. Over de precieze ouderdom wordt getwist.

De Duitser Carl Loewe, Johann Carl Gottfried Loewe, werd in 1796 in Saksen geboren en overleed in Kiel in 1869. Naast componist was hij organist, pianist en zanger. Hij studeerde in Halle ook theologie. In die periode ontmoette hij onder andere Carl Maria von Weber en in Weimar, in 1820, Goethe. Dit inspireerde hem tot het componeren van ballades en andere liederen op teksten van bijvoorbeeld Goethe, Herder en Uhland. Carl Loewe liet een veelzijdig oeuvre na, maar is desondanks niet erg bekend geworden bij het grote publiek. Maar het zijn vooral zijn ballades die nog worden uitgevoerd.

1. 1. ‘Die Heinzelmännchen’ op.83 (tekst: August Kopisch)
      Bas Kurt Moll met pianist Cord Garben.
   2. a. ‘Herr Oluf’ op.2 no.2 (tekst: Johann Gottfried Herder)
      b. ‘Tom der Reimer’ op.135a (tekst: Theodor Fontane)
      Bas Kurt Moll en pianist Cord Garben
   3. a. ‘Der selt’ne Beter’ op. 141 (tekst: Heinrich Fitzau)
      b. ‘Odins Meeresritt’op.118 (tekst: Aloys Wilhelm Schreiber)
      Bariton Henk Neven samen met pianist Hans Eijsackers.
   4. a. ‘Der Wirtin Töchterlein’ op.1 no.2 (tekst: Ludwig Uhland)
      b. ‘Der gefangene Admiraal’ op.115 (tekst: Moritz von Strachwitz)
      Bariton Dietrich Fischer-Dieskau samen met pianist Hartmut Höll
   5. ‘Jungfrau Lorenz’ op.33 no.1 (tekst: Franz Theodor Kugler)
      Sopraan Ruth Ziesak en Cord Garben piano.