En Paleis van de Weemoed met Vergeten Grootheden.
Zo was er pianiste Evalyn Tyner, de vleesgeworden eigenzinnigheid die een hekel had aan noten op papier en er daarom vrijelijk op los improviseerde. Of Tess Gardena, die als Aunt Jemima met ‘Can’t help lovin’ dat man’ de showstopper van ‘Showboat’ zong (haar enige plaat). Of grootheden als Bob Manning (weggevaagd door de net zo klinkende Dick Haymes), de exotische Lorez Alexandria, de koele Chris Connor, Dodo Greene (die met haar bulldozerstem de eerste vrouwelijke vocalist werd die een album voor Blue Note maakte), Sue Raney, die met haar stem domweg opkwam in de verkeerde tijd. Of ‘de jodelende blueszanger’ annex ‘trick singer’ Emmett Miller, de tsjilpend zingende donkere pianiste met de lange, witte handschoenen Rose Murphy, het vergeten orkest van Guy Lombardo, de bij de band van Xavier Cugat invallende zanger Bobby Capo (die als z’n huid een tikje blanker was geweest een contract had gekregen), of de ‘zwarte Marilyn Monroe’ Dorothy Dandridge, de Britse Sinatra en zingende schoorsteen Matt Monroe, en de delicaat klinkende bluesvocaliste Lil Green. Kortom, schatgraven in het Koninkrijk der Vergetelheid.