De Zuidelijke Nederlanden hadden in de 18e eeuw niet veel te vertellen. Maar muziek werd er zeker wel gemaakt!
De meeste muziek die we in Sanssouci draaien komt uit Duitsland en Oostenrijk. Dat is ook niet zo gek, want daar zaten de hoven die met elkaar wedijverden om maar vooral de indrukwekkendste hofcultuur van de grond te krijgen. Niettemin verspreidde de grandeur van de klassieke stijl zich over heel Europa. In elk land kun je daarom wel componisten vinden die de moeite waard zijn. Vandaag gaan we naar de Zuidelijke Nederlanden.
We beginnen in Luik. Dat was nog altijd een prinsbisdom, en dat zou het blijven tot de Fransen er in 1794 binnenvielen. Niettemin was het staatje al eeuwen in verval. De prins-bisschoppen hielden maar al te graag de schijn op dat Luik nog altijd het machtige Luik van de middeleeuwen was. Daarom pakten ze graag uit met groots opgezette kerkmuziek. Ze konden daarbij rekenen op een ster uit eigen land: Jean-Noël Hamal, een geboren Luikenaar die het vak in Italië had geleerd bij componisten als Paisiello. We horen vandaag zijn lange motet Astra coeli en het veel kortere Ecce panis angelorum, bedoeld voor de Heilige Communie.
De rest van de Zuidelijke Nederlanden was allang niet meer zelfstandig. Hier zwaaide de keizer van Oostenrijk de scepter. Deze had zijn hofhouding in Wenen – het is dan ook niet zo vreemd dat er in Brussel niet zoiets als een hofcultuur was. Maar een burgerlijk muziekleven was er wel, en dat werd steeds belangrijker. Meestal waren het Italiaanse meesters die er de dienst uitmaakten (de familie Fiocco), maar rond 1750 was daar ineens een held van eigen bodem. Pieter van Maldere was een echte Brusselaar en in de symfonie net zo bedreven als een Italiaan. Zijn symfonieën ademen de sfeer van de galante stijl en kijken soms al wat verder vooruit.
Afspeellijst
1. Jean-Noël Hamal – Astra coeli
2. Jean-Noël Hamal – Ecce panis angelorum
3. Pieter van Maldere – Symfonie in A met obligate altviool