Oorgetuige #6: De wonderkinderen van Leopold Auer. ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’, onze serie over Russische muziek van de twintigste eeuw. George Gershwin, geboren Jacob Gersjowitz als kind van Russisch-joodse immigranten, schreef in 1921 een lied speciaal voor een paar prominente stamgasten met wie u in deze uitzending nader kunt kennismaken. Misja Elman, Jasja Heifetz, Tosja Seidel en Sasja Jacobsen waren vier beroemde leerlingen van Leopold Auer (1845-1930). Deze Hongaars-joodse virtuoos werd in 1868 door Anton Rubinstein voor drie jaar als viooldocent naar het Conservatorium van Sint-Petersburg gehaald. Hij bleef 49 jaar. Dankzij Auers bijzondere oor voor talent, en zijn betrokkenheid bij kinderen uit de sjtetls en getto’s, kregen violistisch begaafde kinderen uit het hele Russische keizerrijk de kans op een betere, soms schitterende toekomst.
‘Alles ter nagedachtenis aan jou’. Deze dichtregel van Aleksandr Poesjkin uit 1825 gaf dichteres Anna Achmátova als motto mee aan haar Noordelijke Elegieën, een gedichtencyclus die ze schreef in een van de zwartste perioden van haar land en haar leven, tussen 1940 en 1955. We zitten daarmee ineens in het hart van Rusland in de twintigste eeuw, in de Sovjet-Unie tijdens de Grote Vaderlandse Oorlog; en met deze twee grote Russische dichters proberen we ook de ziel van Rusland te naderen.
Russische muziek van de twintigste eeuw, deel 6: de wonderkinderen van Leopold Auer. De 11-jarige Misja Elman uit Talnoje bij Kiev was zo’n jongetje. Drie jaar na zijn toelating speelde hij in 1905 in Londen al de Britse première van het Vioolconcert van Aleksandr Glazoenov.
Jasja Heifetz was acht jaar oud toen hij in 1909 uit Vilna, de huidige Litouwse hoofdstad Vilnius, illegaal naar Sint-Petersburg kwam. In de vioolklas van Auer raakte hij bevriend met zijn oudere medestudent Josif Achron uit het Pools-Litouwse stadje Lozdziejé (Lazdijai). Hij zette de werken waarmee Achron als componist naam verwierf, als eerste op de plaat.
Tosja Seidel kwam op 12-jarige leeftijd uit Odessa in de klas van Leopold Auer. Hij zou na 1917 als vluchteling in de Verenigde Staten furore maken als filmster met viool, onder andere in Intermezzo met Leslie Howard en Ingrid Bergman.
Sasja Jacobsen, de vierde violist uit het Gershwin-lied, werd in 1895 geboren in toenmalig Fins gebied en groeide op in Petersburg. Hij zou op negenjarige leeftijd in de klas van Auer komen toen de revolutie van 1905 uitbrak. Het gezin vluchtte naar de Verenigde Staten. Sasja studeerde in 1915 af aan de Juilliard School, nog voordat Leopold Auer hier in 1918 docent zou worden. Andere beroemde violisten uit de Petersburgse klas van Auer zijn Nathan Milstein en Efrim Zimbalist. Nathan Milstein, geboren in Odessa op oudejaarsavond 1903, had eerst les van Pjotr Stoljarski, die ook de leraar was van David Oistrach. Milstein kwam in 1914 op elfjarige leeftijd naar Petersburg.
Efrim Zimbalist werd in 1890 geboren in Rostov aan de Don en was twaalf jaar oud toen hij tot de klas van Leopold Auer werd toegelaten. Hij deed in 1907 eindexamen met een gouden medaille en de Rubinstein-prijs en zou niet veel later aan zijn leraar demonstreren dat het vioolconcert van Tsjajkovski, aan Leopold Auer opgedragen, wel degelijk gespeeld kon worden. Want Leopold Auer was niet alleen docent aan het Petersburgse conservatorium, hij was ook concertmeester van het orkest van de Keizerlijke Theaters, waaronder het Mariinski Theater. Hij werkte samen met dirigent Edoeard Naprávnik, choreograaf Marius Petipa en componisten als Tsjajkovski en Glazoenov, die beiden hun vioolconcert aan hem opdroegen. Auer had Tsjajkovski aanvankelijk voor de eer bedankt omdat diens concert onspeelbaar zou zijn. De uitvoering door zijn leerling Efrim Zimbalist op 21-jarige leeftijd in Leipzig onder leiding van Arthur Nikitsj overtuigde hem van het tegendeel en hij zou het concert later ook zelf spelen. Aleksandr Glazoenov voltooide zijn vioolconcert in 1904. Het ging op 15 februari 1905 in wereldpremière in Sint-Petersburg bij het Russisch Muziek Genootschap met Leopold Auer als solist.
George Gershwin (1898-1937).
1. Mischa, Yascha, Toscha, Sascha (1921).
The Funnyboners.
Columbia/Legacy C2K 86323
Pjotr Iljitsj Tsjajkovski (1840-1893).
2. Slechts wie het verlangen kent, uit Zes Romances opus 6 (1869).
3. Melodie uit Souvenir d’un lieu cher, opus 42 (1878).
Misja Elman, viool (1891-1967), Percy Kahn, piano.
Elman: Victor recordings (1910-1911) BIDDULPH LAB 035
Josif Joeljevitsj Achron (1886-1943).
4. Hebreeuwse Melodie opus 33 (1911).
Jasja Heifetz, viool (1901-1987), Emanuel Bay, piano.
Gershwin & Encores – Heifetz RCA Victor 09026 61771 2
César Antonovitsj Cui (1835-1918).
5. Orientale uit Kaleidoscoop, opus 50 nr. 9.
Nikolaj Andrejevitsj Rimski-Korsakov (1844-1908).
6. Chanson arabe.
Tosja Seidel (1899-1962), viool, en Emanuel Bay, piano.
The Auer Legacy: volume Two. CDAPR 7016
Nikolaj Andrejevitsj Rimski-Korsakov (1844-1908).
7. Vlucht van de Hommel uit de opera Sadko.
Nathan Milstein (1903-1992), viool, en Gerald Moore, piano.
The Auer Legacy: volume Two. CDAPR 7016
Michajl Ivanovitsj Glinka (1804-1857).
8. Afscheid van Petersburg, nr. 10, De Leeuwerik
9. Perzisch lied uit de opera Roeslan en Ljoedmila (1842)
Efrim Zimbalist (1890-1985), viool, en 8. F. Moore en 9. Emanual Bay, piano.
The Auer Legacy: volume Two. CDAPR 7016
Josif Isidor Achron (1886-1943).
10. Twee pastellen, opus 44.
11. Suite Bizarre (Cycle de Rhythmes).
Ingolf Turban, viool, en Jascha Nemtsov, piano.
Hänssler Classic CD 98.438
Aleksandr Konstantinovitsj Glazoenov (1865-1936).
12. Vioolconcert in a, opus 82 (1904).
Jasja Heifetz, viool, en het RCA Victor Symphony Orchestra o.l.v. Walter Hendel.
RCA Red Seal 74321 63470 2
Josif Joeljevitsj Achron (1886-1943).
13. Pensée de L. Auer.
Ingolf Turban, viool, en Jascha Nemtsov, piano.
Hänssler Classic CD 98.438
George Gershwin (1898-1937).
14. Mischa, Yascha, Toscha, Sascha (1921).
The Funnyboners.
Columbia/Legacy C2K 86323