Oorgetuige #57: Marina. ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’, onze serie over Russische muziek van de 20ste eeuw, is vandaag gewijd aan de nagedachtenis van de grote dichteres Marina Tsvetájeva, die op 30 augustus 1941 zelfmoord pleegde.
Dmitri Sjostakovitsj componeerde zijn ‘Zes romances op gedichten van Marina Tsvetajeva’ voor alt en piano in 1973 voor de Leningradse zangeres Irina Bogatsjóva vanwege haar prachtige diepe alt. Hij kende haar niet persoonlijk, maar toen hij haar schreef kwam ze enthousiast met haar vaste begeleidster naar Moskou om het werk met hem in te studeren. De première vond plaats op 27 december; Sjostakovitsj kwam er speciaal voor uit het ziekenhuis. Het is een van zijn laatste vijf werken. De in dat jaar geboren pianiste, componiste en schrijfster Lera Auerbach bewerkte de suite voor alt en strijkkwartet.
Tsvetajeva werd op 8 oktober 1892 in Moskou geboren als dochter van een hoogleraar die het Poesjkin-museum in de hoofdstad stichtte, en zijn tweede vrouw, een pianiste van Duits-Poolse afkomst. Marina groeide op met twee kinderen uit het eerste huwelijk en een volle zus, wat de nodige spanningen met zich bracht. Zij groeide op als een aristocrate van het oude bestel, reisde veel door Europa en studeerde literatuur aan de Sorbonne. In 1910 gaf ze haar eerste dichtbundel uit, die de aandacht trok van de dichter en criticus Maksimilian Volosjin, met wie ze bevriend raakte. Ze bracht veel tijd door in zijn huis aan de Zwarte Zee in Koktebel, een verzamelplaats voor schrijvers, dichters en kunstenaars. Hier ontmoette ze de 17-jarige kadet Sergej Efron, met wie ze in 1912 trouwde, wat haar er overigens niet van weerhield ook affaires te hebben met dichters als Osip Mandelstam en Sofia Parnok.
Efron meldde zich in 1914 aan het front en werd in 1917 als officier gelegerd bij Moskou. Marina verwierp de Revolutie, haar man sloot zich in het zuiden aan bij het Witte Leger. Hun dochter Irina stierf in 1920 van de honger in een weeshuis van het nieuwe bestel. “God heeft me gestraft”, schreef ze. Zij ging in 1922 in ballingschap met dochter Alja, achter Sergej Efron aan naar Berlijn, Praag en Parijs.
Componiste Sofía Goebajdóelina (foto) zette Tsvetájeva’s ‘Droom van Stepan Razin’ op muziek en schreef: “De legende over de zinloze wreedheid van Razin wordt onder de pen van Tsvetajeva tot een voorbode van de komende Russische opstand (als van een echo van de uitspraak van Poesjkin: ‘God verhoede dat wij ooit een Russische opstand zien – zoiets zinloos en genadeloos’).” In 1984 componeerde Goebajdoelina haar ‘Hommage à Marina Tsvetayeva’ voor sopraan, alt, tenor, bas en orkest.
Tsvetajeva had al voor de oorlog onheilsgevoelens over een apocalyptische ramp van onmenselijke proporties; de val van Tsjechoslowakije en Frankrijk vergrootte dat. Dochter Alja en man Sergej Efron, die eerder uit Frankrijk naar Rusland terugkeerden, werden in 1939 onder verdenking van spionage voor een ‘vreemde mogenheid’ gearresteerd. Net terug in Rusland ontdekte Marina dat haar man en dochter al jarenlang agenten waren voor de NKVD, die met hun arrestaties een volgend showproces beoogde, tegen Russen die terugkeerden uit het buitenland. Sergej werd terechtgesteld op 16 oktober 1941, Alja verdween voor acht lange jaren achter de tralies.
Sofia Goebajdoelina schreef ‘Het uur van de ziel’ op gedichten van Tsvetajeva.
In Moskou was intussen ook sprake van massale evacuaties; de eerste groep schrijvers verliet de stad op 6 juli 1941, de dag dat het doodvonnis werd uitgesproken tegen Efron. Marina verliet met zoon ‘Moer’ (Georgi) op 8 augustus per boot Moskou naar Jelaboega, waar Kama- en Tojma-rivier samenstromen. Aan hulp kwam hier voor haar niets meer samen en zij verhing zich op 30 augustus. Zij schreef eerder al: “Ik zal natuurlijk aan mijn eind komen door zelfmoord, want al mijn verlangen naar liefde is verlangen naar de dood. […] En misschien zal ik niet sterven omdat het hier slecht is, maar omdat ‘het daar goed is’.”
Boris Tisjtsjenko (foto) voltooide zijn tweede symfonie, ‘Marina’, in 1964 op basis van vier gedichten die Tsvetajeva in 1921 schreef over Marina Mniszek, de dochter van een Poolse vojvode en vrouw van de pseudo-Dmitri die haar in mei 1606 huwde, vlak voor zijn gewelddadige dood. Daarmee werd zij een Russische tsarina. De dichteres ‘las’ haar eigen leven in dat van de Poolse aristocrate. Als gebruikelijk bij Tisjtsjenko volgt ‘Marina’ een vijfdelige cyclus: Presto, Presto risoluto, A piacere, Andantino en Andante sostenuto.
Luistert u voor zover de tijd dit nog toestaat naar Olga Kirjánova en Aleksej Goribol met het lied ‘Mijn liefste, wat heb ik je aangedaan’ van Mikaél Tariverdíjev op het gedicht van Marina Tsvetájeva.
1. Dmitri Dmitrijevitsj Sjostakovitsj (1906-1975).
Zes gedichten van Marina Tsvetajeva opus 143 (1973), arr. voor alt en strijkkwartet van Lera Auerbach: 1) Mijn poëzie, 2) Vanwaar deze tederheid? 3) Hamlets dialoog met zijn geweten, 4) Dichter en tsaar, 5) Neen, klonk de drum, 6) Aan Anna Achmatova.
Zorjana Koesjpler, mezzosopraan en het Petersen Kwartet: Conrad Muck en Daniel Bell, viool. Friedemann Weigle, altviool. David Varema, cello.
Capriccio SACD Deutschlandradio Kultur 71 104.
Sofia Asgatovna Goebajdoelina (1931).
2. Hommage à Marina Tsvetayeva (1984): 1) Onder de golven, 2) Paard, 3) Alle grootsheid, 4) Interlude, 5) Een tuin.
Marianne Lund, sopraan. Annette Simonsen, alt. Kim Glies Nandfred, tenor. Jorgen Ditlevsen, bas en het Deens Nationaal Koor/DR olv. Stefan Parkman.
Chandos CHAN 10106.
3. ‘Het uur van de ziel’ voor orkest, percussie en mezzosopraan 1974.
Mark Pekarski, percussie. Lusine Mkrtsjjan, mezzosopraan. Leningrads Filharmonisch Orkest olv. Timoer Mynbajev.
Col Legno AU 31806-6 CD.
4. Boris Ivanovitsj Tisjtsjenko (1939-2010).
Marina, Symfonie nr. 2 voor gemengd koor en groot symfonieorkest op woorden van Marina Tsvetajeva, opus 28 (1964): 1) Presto, 2) Presto risoluto, 3) A piacere, 4) Andantino, 5) Andante sostenuto.
Karelisch Staatsfilharmonisch Orkest en Koor Petrozavodsk Staatsconservatorium olv. Edvard Tsjivzjel.
Northern Flowers NF/PMA 99105.
5. Mikaél Leónovitsj Tariverdíjev (15.8.1931 – 25.7.1996).
‘Mijn liefste, wat heb ik je aangedaan?’, uit Twee liederen op gedichten van M. Tsvetajeva (1971).
Olga Kirjanova, sopraan. Aleksej Goribol, piano.
Boheme Music CDBMR 103208.
Met dank aan Dimitri Tischenko.